Armada is online! Met het dossier ‘Leve de Kleine Letteren’ brengen we de komende maanden een serie essays over en vertalingen van actuele literaire teksten om de grootsheid en het belang te tonen van de ‘kleine’ en minder bekende taalgebieden. Suze van der Poll trapt af met een pleidooi voor meer waardering voor de kleine talen. Vervolgens is er aandacht voor schrijvers, romans en thema’s uit vele kleine taalgebieden. Cornelius Hasselblatt schrijft over Andrus Kivirähk (1970), een van de grootste hedendaagse Estische auteurs, en zijn roman De man die de taal van de slangen sprak, die op 27 mei 2015 in een Nederlandse vertaling van Jesse Niemeijer verscheen. Els Jongeneel schrijft over Uit de tijd vallen van de Israeliër David Grossman. Zijn roman Komt een paard de kroeg binnen verscheen in april in een vertaling van Ruben Verhasselt bij Uitgeverij Cossee. Adriaan van der Hoeven schrijft over Finse literatuur, Eric Metz over Tsjechische literatuur en Harrie Lemmens over Portugese literatuur. En er staat meer op stapel. Schrijf u in voor de nieuwsbrief of volg Armada op Facebook of Twitter om steeds op de hoogte te blijven van nieuwe online publicaties. Op deze website kunt u onder elk artikel meepraten door uw reactie achter te laten. Zelf een bijdrage leveren aan ons dossier ‘Leve de Kleine Letteren’ kan ook; neem daartoe contact op met de redactie via redactie@armadawereldliteratuur.nl. Op dat adres horen we ook graag wat u van de nieuwe, online Armada vindt.
De Grootse Kleine Letteren
Inleiding op het dossier ‘Leve de Kleine Letteren’ door Suze van der Poll
Klik hier om deze bijdrage als pdf te downloaden.
‘DE KLEINE TALEN WORDEN BEDREIGD.’ Het spook uit het nabije academische verleden dook dit voorjaar weer op, mede gevoed door desinformatie en vreemde rekenmethodes van overheidswege.[1] Anders dan tijdens eerdere perioden staat ditmaal echter niet alleen het nut van de usual suspects ter discussie, maar gek genoeg ook dat van de schooltalen Frans en Duits en van een taal als het Pools. Dat wekt verbazing, te meer daar Polen toch een ‘kleine’ veertig miljoen inwoners heeft en naar verwachting binnen afzienbare tijd uitgroeit tot de tweede economie van Europa. Dit laatste lijkt nauwelijks een overweging voor universiteitsbesturen en overheid. Vreemd, want het is nu juist met een financieel-economische stok waarmee de ‘kleine’ talen geslagen worden. Niet alleen zou het rendement te laag zijn (het lopen van stages, een studieverblijf in het buitenland om nog meer kennis van taal en cultuur op te doen alvorens een diploma te behalen, maakt dat de nominale studietijd overschreden wordt en dat is onwenselijk, zo luidt het oordeel) en de kosten te hoog (er zijn immers geen honderden studenten Slavische en Scandinavische talen, Italiaans of Duits), ook het maatschappelijk (lees: economisch) belang zou te gering zijn. Tegengeluid – op flinke sterkte – kwam niet onverwacht in eerste instantie uit de letterenhoek, de gemarginaliseerde groep binnen de geesteswetenschappen. Niet lang daarna luidden ook instanties als de Duitse rekenkamer de noodklok. De gebrekkige kennis van het Duits onder Nederlandse ondernemers kostte de vaderlandse economie miljarden, zo rekende men voor. Nederlandse ambassadeurs in de Scandinavische en Baltische staten reageerden ongerust op het nieuws. Hun ging het niet louter om het economisch belang, maar nadrukkelijk ook om het culturele en diplomatieke. Ook de Nederlandse lezer is niet gediend met bezuinigingen in letterenland. Vertalers van Engelse literatuur zijn nog ruim voorhanden maar betreft het Finse, IJslandse, Hongaarse, Roemeense, Tsjechische of Letse teksten, dan zijn de vertalers op de vingers van één hand te tellen, en dat zal als het bezuinigingsbeleid wordt doorgezet in de toekomst grote problemen opleveren. Het behoeft geen uitleg dat het Engels weliswaar een heel handige lingua franca is, maar voor het aanknopen en onderhouden van handelsbetrekkingen (iets waarvoor de politiek erg gevoelig is) blijkt die kennis van het Engels vaak te oppervlakkig en ontberen onderhandelaars gedegen kennis van de taal en de cultuur. Hetzelfde probleem doet zich voor op het gebied van de politieke betrekkingen, zo werd pijnlijk duidelijk tijdens het recente Nederland-Ruslandjaar. Nederland schreeuwt om (jonge) getalenteerde mensen met kennis van de geschiedenis, de taal, de cultuur – alle in al hun nuances gereflecteerd in de literatuur – van haar Europese partners, van de Arabische en Aziatische landen en Noord- en Zuid-Amerika. Toen Herman Van Rompuy najaar 2014 terugtrad als voorzitter van de Europese Raad, werd hem de vraag voorgelegd hoe hij die toch zeer zware baan had ‘overleefd’. Zijn antwoord was even kort als veelzeggend: door op vakantie te gaan en veel literatuur te lezen. Literatuur geeft de lezer de mogelijkheid zich terug te trekken en biedt tegelijkertijd inzicht in de wereld die ons omringt. Dat er nog steeds (geannoteerde) vertalingen verschijnen van middeleeuwse IJslandse saga’s komt omdat het naast spannende verhalen ook teksten zijn die de lezer laten kennismaken met een maatschappelijke structuur die door heel andere gezagsverhoudingen werd gekenmerkt dan die van het feodale Europese vasteland. Eigenlijk verschillen de saga’s in dat opzicht niet eens zoveel van moderne thrillerliteratuur. Ook die biedt ontspanning, maar geeft ook in veel gevallen (denk aan de Italiaanse en Scandinavische crime fiction) een interessante inkijk in de moderne Italiaanse, Noorse, Zweedse, IJslandse en Deense maatschappij, waarbij niet zelden op uiterst kritische wijze het politieke systeem – of het nu de Italiaanse bureaucratie of het zo vaak geroemde Scandinavisch model betreft – onder de loep wordt genomen. Daar kun je van genieten, maar je kunt er ook iets van leren. Niet voor niets krijgen eerstejaarsstudenten Europese Studies van de Universiteit van Amsterdam in het eerste semester een prachtige en verplichte collegereeks Europese literatuurgeschiedenis aangeboden. Middels die literatuur kan uitstekend worden geïllustreerd wat Europa bindt en waaruit zijn verscheidenheid bestaat. Literatuur is immers een probaat middel om af te tasten waar de overeenkomsten en verschillen liggen. Wat de collegereeks bovendien duidelijk maakt is dat niet alleen in de literatuur zelf bepaalde patronen herhaald worden, maar dat literatuur door haar reflectie op de eigen tijd tegelijkertijd ook aantoont dat bepaalde politieke en maatschappelijk thema’s steeds weer lijken terug te keren. Lermontovs Dood van een dichter waarin de ‘inhalige horden’ aan het Russisch hof als bedreigers van de vrijheid worden neergezet, lijkt momenteel minstens zo actueel als in 1837 toen Lermontov zijn gedicht schreef. Dankzij het werk van vertalers als Jesse Niemeijer, Hilde Pach, Lia van Strien, Edgar de Bruin, Ruben Verhasselt en het vertalersduo Yond Boeke en Patty Krone verschijnen dit voorjaar romans van Andrus Kivirähk, Amos Oz, Torgny Lindgren, Jaroslav Rudis, David Grossman en Umberto Eco in Nederlandse vertaling. Werken als deze bieden, naast een nieuwe blik op universele thema’s, inzicht in de historische achtergrond van huidige conflicten en appelleren aan een kritische reflectie bij de lezer. Waar bij de berichtgeving in de media over conflictsituaties, zoals het Russisch-Oekraïense dispuut of de bloedige escalatie van spanning tussen de Israëli’s en de Palestijnen zomer 2014, door een gebrek aan nuance met name de controverse wordt benadrukt en vergeten lijkt te worden wat partijen bindt, biedt de literatuur die mogelijkheid in veel gevallen wel. [1] ‘U bent slecht geïnformeerd over kleine talen, minister’, Suze van der Poll in NRC Handelsblad, 3 maart 2015