Armada-redacteur Tycho Maas verblijft voor promotieonderzoek aan de Universiteit van Stellenbosch, Zuid-Afrika. Regelmatig schrijft hij over ervaringen, achtergronden en actualiteiten rond taal, literatuur en cultuur in het land met elf officiële talen. Deze maand: een oude brief van een stamhoofd en studentenprotesten op universiteiten. Is kolonialisme wel echt voorbij?
De dames en heren historici kunnen beweren dat imperialisme en kolonialisme tot het verleden behoren, maar de recente onlusten op de Zuid-Afrikaanse universiteiten laten een ander beeld zien. In het hele land werden faculteiten bezet, auto’s op campussen in brand gestoken en colleges van bestuur moesten coupes van zelfverklaarde protestbazen afwenden. Tentamens konden niet doorgaan en het academisch jaar kwam in gevaar, inclusief de uitbetaling van salarissen. Als ik in Kaapstad de bibliotheek in wilde, moest ik door drie lagen van beveiliging.
De reden? Dekolonisatie van de universiteit. Dat is een lastige parapluterm die misschien niet uitgelegd kan, moet en wil worden, maar de namen van protestgroepen geven een indruk van het sentiment waarmee dekolonisatie gepaard gaat: Black Lives Matter, Rhodes Must Fall en Burning Whiteness zijn er zomaar drie. Die namen kunnen allicht niet in het Afrikaans want dat is de besmette, witte taal, dus vandaar het Engels, de taal van Cecil Rhodes, de man achter het rijk waar de zon nooit ondergaat. (Soms ontgaat mij de logica.)
Historical justice is de term waarmee de actievoerders schermen. Wat ik daarvan begrijp, is dat ieder politiek bewind de geschiedenis terugvoert tot waar het uitkomt. President Zuma (een Zulu) kiest als beginpunt de kolonist en liet zich ontvallen dat alle blanken wat hem betreft naar Europa konden terugzwemmen. Het duurde niet lang of protestgroepen werden gefotografeerd terwijl zij schilderijen van witte oprichters van universiteiten versneden. De wereld verloor prompt zijn vertrouwen in het land, de Zuid-Afrikaanse munt kelderde op de beurzen, en ik heb een heel tijdje bijzonder goedkoop mijn auto kunnen voltanken; een goede reden om in euro’s te pinnen.
Een soort retrograde Apartheid, wordt het wel genoemd. De rand van een burgeroorlog, zeggen anderen. Een interessante vraag is waarom de regenboognatie juist op dit moment ontvlamt, en niet tien jaar geleden. (Of pas over tien jaar.) De oude archivaris van de universiteit haalt haar schouders op en beweert dat alles in cycli van 20 jaar terugkomt. Nieuwe generaties willen gehoord worden. De bezetting van het Maagdenhuis van de Universiteit van Amsterdam verbleekt echter bij wat er nu hier gebeurt.
De witte intellectueel ondertussen buigt zich weer over de vraag die al in de jaren ‘80 gesteld is: kan een onderdrukte een eigen stem hebben? De Indiase literatuurcritica Spivak vond van niet. Het eurocentrische Westen heeft alles daarbuiten als ‘de Ander’ bestempeld. De westerling kan onmogelijk loskomen uit zijn blik, en ‘de Ander’ zal zich altijd aan ‘het Westen’ moeten conformeren als hij gehoord wil worden in de wereld. En dan is dat dus niet zijn eigen, niet-Westerse stem.
Van de inheemse Afrikaanse stammen hebben we in elk geval nagenoeg geen teksten over, dus alles wat we van ze weten is alleen bekend door wat de kolonist van ze heeft gehoord en opgeschreven. (Vanuit zijn rieten stoel, in wit-linnen broek en met tropenhoed. Tempo doeloe, zeg maar.)
Maar nu stuitte ik op een brief van een stamhoofd, geadresseerd aan niemand minder dan het hoofd van een koloniale bezetter: majoor Hermann von Wissmann, verantwoordelijk officier in Tanganyika, destijds onderdeel van het Duitse Rijk, tegenwoordig de republiek Tanzania. Wissmann kan ons de details niet meer zelf navertellen, maar we weten dat hij de kust rondom Zanzibar met bloedige represailles eronder bracht en daarna zijn aandacht op het binnenland begon te richten. Elke stam die zich onderwierp, betaalde belasting aan keizer Wilhelm en kreeg in ruil zijn bescherming.
Machemba, een invloedrijk stamhoofd en rijk handelsman, had die niet nodig. Hij beschermde juist een groot deel van centraal Tanganyika tegen de Duitsers. De stamhoofden aan de kust hadden zich al onderworpen, inclusief de sultan van Zanzibar, en nu had Wissmann zijn zinnen op Machemba gezet. Hij schreef hem een laatste verzoek tot overgave. Machemba’s antwoord toont zowel diepe verontwaardiging als tegenargumenten en diplomatie. Hij biedt Wissmann zijn vriendschap aan – maar daar doet de Duitser het natuurlijk niet voor.
Een lang verhaal kort gemaakt: Wissmann moet Machemba maar komen halen. En dat probeert hij. Drie expedities, drie guerrillaveldtochten met zware Duitse verliezen, en drie keer terugtrekken verder besluit Wissmann dat hij dan maar alle inheemse dorpen moet platbranden. En zo geschiedde.
In maart 1891 meldt Machemba zich bij Wissmann en accepteert zijn voorwaarden. De vrede duurt echter niet lang: de ex-hoofdman weigert belasting op te halen en vertrekt naar Mozambique. (Alwaar hij aan de kant van de stammen een guerrillaoorlog tegen de Portugezen leidt.)
Machemba’s brief toont een trotse, intelligente leider die voor een onmogelijke keuze wordt gesteld. Het is een dramatisch en persoonlijk relaas van Afrikaans verzet tegen koloniale invasie.
Wat zou Rhodes Must Fall van de brief maken, als ze die zouden lezen? Spinvis zong het al: geschiedenis herhaalt zich nooit, maar rijmt altijd een keer. Toch weet ik nog niet hoe de geschiedenis nu rijmt. Nogal wat mensen hier en elders betogen dat postkolonialisme simpelweg een volgende fase van kolonialisme is. Moet ik de protestmanifesten van rebellerende studenten met eenzelfde bewondering beschouwen als waarmee ik Machemba’s brief las?
Of neem ik met die vraag ‘de Ander’ alweer zijn stem uit handen?
[Geen datum – ca. herfst 1890]
Aan mijn vriend en broeder, de commandant:
Hierbij bevestig ik ontvangst van uw schrijven. Ik heb uw brief gelezen en van de inhoud kennisgenomen. Ook heb ik uw mondelinge boodschap doorgekregen en overwogen, maar ik zie niet in waarom ik u zou moeten gehoorzamen en naar de kust zou moeten komen. Ik sterf liever.
Er bestaat geen verwantschap of enige betrekking tussen ons, en ik kan me niet herinneren dat u me ooit zelfs ook maar eentiende cent, een kwart-cent, een naald of een enkel stukje stof heeft gegeven. Ik zie niet de geringste reden om u te gehoorzamen. Als het u om louter vriendschap te doen is, dan zal ik de laatste zijn om te protesteren. Maar om uw onderdaan te wezen – dat is voor mij onmogelijk. Nogmaals, als het gaat om vriendschappelijke betrekkingen, dan zijn we het met elkaar eens.
Als u het zwaard ter hand wil nemen – ik ben er klaar voor. Maar uw onderdaan wezen – dat nooit.
Wat ik hier schrijf is rechtoe-rechtaan. Ik zal niet voor u knielen, want u bent onderdeel van Gods schepping, net zozeer als ik dat ben. Als u iets tussen de regels door meent te lezen, is het dat er verder geen band tussen ons bestaat.
Ik ben sultan in mijn land. U bent sultan in het uwe. Let wel, ik impliceer niet dat u mij moet gehoorzamen. Integendeel; ook u bent een vrij man, net als ik. Nog nooit ben ik naar de kust van dit land gekomen, en nu zou ik dat wel moeten doen omdat u mij zo beveelt? Ik kan uw eis niet inwilligen, maar, als u zelf moedig genoeg bent, kunt u me komen halen. Ik verlies liever uw respect en aanzien [door gevangenneming] dan me aan u te onderwerpen.
Trouwens, mijn kind heeft nog nooit oorlog hoeven meemaken. Indien u mij wil komen halen: moge God u bijstaan. Ik houd u niet tegen, maar ik komt niet zelf naar u toe.
Deze brief komt van uw vriend Machemba, zoon van M’chakama van de Masaninga-familie, en is door hemzelf geschreven.
__________________________
Bronnen
James, Lawall en Patterson (eds.) (2005), Norton Anthology of Western Literature, 8th edition. New York (W. W. Norton & Company).
Vertaling brief TM.